De geschiedenis van het vuur
Vuur is niet iets dat uitgevonden is. Het was er altijd al. Vroeger dachten de ouden Grieken dat de goden het aan de mensen hadden gegeven. In de oertijd was vuur een heel erg belangrijk iets. Het was handig om vlees te braden, licht te geven en vijanden weg te jagen. Als de bliksem in het bos inslaat er een bosbrand. Als dat in de oertijd gebeurde, probeerde de “oermensen” het vuur mee te nemen naar hun hutten of grotten. Dat deed men ook bij een vulkaanuitbarsting. De gloeiend hete lava zette namelijk alles in brand. Later ging men proberen zelf vuur te maken. Dat werd met vuurstenen, hout en een brandbare doekje of zo gedaan. Eerst ging het vuur ook heel snel weer uit. Maar de mensen leerden al snel hoe je met vuur om moest gaan.
Wat is vuur
Vuur is een heel erg hete stof. Het is soms wel 1000 graden! Het wordt gebruikt om eten op te warmen, het wordt bij sommige mensen gebruikt in de open haard, het wordt gebruikt voor de gezelligheid (bijv. bij een kampvuur) en op nog voor nog veel meer. Vuur is een van de vier elementen. Die elementen zijn: vuur, water, lucht en aarde. Met elementen wordt – in dit geval – bedoeld: stoffen of krachten waarmee – volgens het oude geloof – veel kan worden verklaard. Vuur bestaat uit brandstof en lucht (zuurstof). Brandstof kan hout, benzine, verf, papier enz. zijn. De lucht is gewone lucht die wij inademen. Als je vuur wilt maken moet heb je niet alleen die twee dingen nodig. Je hebt ook de goede temperatuur nodig. Die temperatuur wordt de ontbrandingstemperatuur genoemd. Hoe hoog die temperatuur moet zijn hangt van het brandstof-materiaal af. Als je bijvoorbeeld hout als brandstof gebruikt moet je een hoge temperatuur hebben. Maar als je benzine gebruikt als brandstof dan maakt het niet zoveel uit of je een hoge of lage temperatuur hebt. Als je die drie dingen “samenvoegt” krijg je een soort “warm licht”. Vuur.
Waar wordt vuur voor gebruikt
Vuur wordt dus voor eten, open haard en gezelligheid gebruikt, maar ook voor nog veel meer. Vroeger moest een boer die een akker aan wou leggen, alle bomen die in de weg stonden weg halen. Dat deed hij door een kleine bosbrand te veroorzaken. Ook is het handig voor het licht. Ook gas wordt met vuur gemaakt.
Hoe ontstaat vuur
Alle stoffen – dus ook brand- en zuurstoffen – bestaan uit moleculen. Dat zijn hele kleine deeltjes. De moleculen van brandstof en die van zuurstof trekken elkaar heel erg aan. Ze gaan een soort reactie met elkaar aan. Tijdens die reactie ontstaat er een beweging. Die beweging voelen wij als warmte en hij geeft licht. Het is vuur.
Hoe maak je vuur
Als je tegenwoordig vuur wilt maken gebruik je een aansteker of een lucifer. Dat gaat heel gemakkelijk. Maar vroeger was dat anders. Het werd toen nog met vuurstenen gemaakt. Dat ging zo:
- Men ontdekte de wrijvingswarmte. Dat is de warmte die ontstaat als je bijv. je handen snel over elkaar wrijft.
- Als je twee vuurstenen tegen elkaar ketste, komt er – op de zelfde manier als bij de wrijvingswarmte – een vonk vrij, of een paar vonken.
- Als je ze op elkaar ketste met droge bladeren of een brandbaar doekje ertussen, springt dat vonkje over op de bladeren of het doekje. Zo vliegt het doekje in brand.
Maar soms had men geen vuurstenen. Dan werd het vuur op een andere manier gemaakt. Dat ging zo:
- Men probeerde vuur te maken door stukken hout snel over elkaar te wrijven. Dat ging het beste met een vuurboor.
- Je had een blok hout met een gat erin.
- Je zette een stok in dat gat die je vervolgens snel probeerde tussen beide handen rond te draaien. Zo ontstond er dus weer wrijvingswarmte. En ook lucifers en aanstekers werken met wrijvingswarmte. De lucifers en aanstekers ontstonden trouwens rond het jaar 1800. Maar zonder de ontdekking van wrijvingswarmte zouden die er dus nooit geweest zijn.
Brand zonder vlammen:
Je hebt vuur met vlammen. Dat is het vuur bij bijvoorbeeld een brand, of in je openhaard of het vuur van een kaars. Maar je hebt ook vuur zonder vlammen. Als iets “in brand staat” zonder vlammen heet dat smeulen. Bijvoorbeeld het tabak van een sigaret. Dat is zo gemaakt dat het niet in brand schiet met vlammen, maar dat het gewoon begint te gloeien. Dat gaat zo:
- Als een roker een trekje van een sigaret neemt, zuigt hij de lucht door te tabak heen naar binnen.
- Door extra zuurstof begint de sigaret te gloeien en niet te branden. Dat zelfde werkt ook bij bijv. houtskool.
super handig!!!
kan nu eindelijk verder met mijn werkstuk!
ben zo blij!
jo wat een coole spreekbeurt zeg
kei leuk hoor