Strips

Inleiding

‘Strip’ is het Engelse woord voor ‘strook’, of ‘reep’. In een stripverhaal vertel je een verhaal met een serie plaatjes.
Plaatjes zijn vaak makkelijker te begrijpen dan geschreven tekst. Denk maar eens aan verkeersborden, of de tekeningen die op een vliegveld als wegwijzers worden gebruikt. Plaatjes zijn ook veel leuker om naar te kijken. Daarom vrolijken ze saaie schoolboeken vaak met tekeningen op!
De meeste strips hebben ook tekst. Soms staat die onder de stripplaatjes. Meestal staat tekst ín de plaatjes: in ballonnetjes. Korte uitleg, zoals ‘De volgende morgen…’, staat in blokjes. Geluidseffecten (‘KNAL!’ ‘BOEM!’) staan los in de plaatjes.

Prehistorische strips

In een stripverhaal vertel je dus een verhaal met een serie tekeningen. Maar de volgende dingen waren nog geen strips:

  • De oermensen maakten al grotschilderingen voordat ze konden schrijven. Niemand weet precies wat ze elkaar daarmee wilden vertellen.
  • De Romeinen en de Egyptenaren beschilderden de muren van hun huizen en tempels. Dat ging vaak over de avonturen van hun goden en godinnen. Die leken veel op superhelden!
  • Het tapijt van Bayeux is een oud wandkleed van zeventig meter lang. Er staan plaatjes op en tekst. Het vertelt hoe Willem de Veroveraar Engeland veroverde, in het jaar 1066. Dat tapijt is dus een soort geborduurde reuzenstrip van bijna duizend jaar oud
  • In de middeleeuwen werden verhalen over het leven van Jesus in kerken geschilderd. Dat was handig, want de meeste mensen konden niet zelf de bijbel lezen.

Rond 1450 is de boekdrukkunst uitgevonden. Eerst werden vooral serieuze boeken gedrukt, later ook grappige. Soms stonden daar ‘gravures’ in: tekeningen.
In 1846 schreef en tekende de Zwitser Rodolphe Töppfer het boek ‘Monsieur Cryptogame’. Dat ging over de belevenissen van een gek mannetje. In het Nederlands heette dat boek ‘De reizen en avonturen van mijnheer Prikkebeen’. In Duitsland maakte Wilhelm Busch in 1865 een boek over twee kwajongens: ‘Max und Moritz’.

‘Max und Moritz’ en ‘Mijnheer Prikkebeen’ waren heel populaire boeken. Het lijken net strips, maar het waren nog geen échte strips. Die ontstonden ietsje later, in Amerika.
Er bestaan strips die van foto’s zijn gemaakt, maar de meeste strips zijn getekend. Sommige dingen kun je nu eenmaal makkelijker tekenen dan fotograferen. Zoals een raket die door de ruimte vliegt, een leger Romeinse soldaten, of een cowboy die een gat door een muntje schiet.

Strips in de Krant

Wat lees jij snel als je de Taptoe krijgt? Juist, de strips.
Meer dan honderd jaar geleden waren er in New York twee bekende krantenuitgevers: Joseph Pulitzer en William Randolph Hearst. Zij wilden allebei elke dag zo veel mogelijk kranten verkopen. Op een keer merkten ze dat mensen het leuk vonden als er grappige tekeningen in hun kranten stonden: strips. Dan verkochten ze wel twee keer zo veel kranten als anders. Dus met strips konden ze veel geld verdienen! Dat werd knokken. De uitgevers wilden allebei de beste tekenaars hebben. Die probeerden ze zelfs van elkaar af te pikken. Er moesten ook steeds méér strips in de krant. Eerst één bladzijde per week, al snel acht per week. En later moesten de tekenaars elke dag een strip maken.

De eerste beroemde krantenstrips waren allemaal grappig, zoals ‘Buster Brown’, ‘The Katzenjammer Kids’ en ‘Mutt and Jeff’. Later kwamen er ook spannende strips. Bijvoorbeeld ‘Buck Rogers’, ‘Tarzan’, ‘Prince Valiant’, ‘Dick Tracy’.
De strip ‘The Katzenjammer Kids’ is begonnen in 1897, en wordt nu nog steeds elke dag gemaakt! Door een andere tekenaar, natuurlijk.

Peanuts ‘Peanuts’ van Charles M. Schulz is een heel bekende Amerikaanse krantenstrip. Het gaat over Charlie Brown, zijn vrienden en vriendinnen, en zijn hond Snoopy. Charlie Brown vindt zichzelf saai en vervelend, maar de krantenlezers vonden hem geweldig. De strip Peanuts was heel populair. Hij stond elke dag in wel 2300 verschillende kranten! Van de strip is veel ‘merchandising’ verkocht. Dat zijn spullen met plaatjes van de Peanuts erop. T-shirts, stickers, poppetjes, sleutelhangers, enzovoort. Vooral Snoopy zag je overal.
De naam Peanuts is niet door de maker bedacht. Maar door iemand die er toevallig bij was toen het eerste stripje in de krant kwam. Die persoon vond de echte naam ‘Li’l Folks’ (Kleine Lui) niet geschikt. En hij vond de stripfiguurtjes wel een beetje op wandelende pinda’s (=peanuts) lijken!
Die eerste Peanuts-strip is uit 1950. Charles M. Schulz is de strip blijven maken tot zijn dood in 2000.

Stripboeken

Strips begonnen dus als een trucje om meer kranten te verkopen. Pas later werden er stripboekjes gemaakt met alleen maar strips erin.
Een van die eerste stripboekjes ging over een kind van een andere planeet. Hij komt op aarde, en blijkt hier supersterk te zijn. Het ruimtekind trekt een kleurig pakje aan en begint boeven te vangen: ‘Superman’.
Superman was een enorm succes. Er werden al snel méér strips gemaakt over superhelden: ‘Batman’, ‘Flash’, ‘Wonder Woman’ en nog veel meer.
Zulke superheldenstrips worden nog steeds gemaakt. Batman en Superman zijn er nog steeds. Maar de ‘X-Men’ zijn nu veel populairder.

Europese strips

Uit Amerika komen vooral veel krantenstrips en superhelden-strips.
In Europa gingen ook mensen strips maken, voor kranten en tijdschriften. Vaak zijn Europese strips wat rustiger. Een paar Europese strips zijn wereldberoemd geworden. Bijvoorbeeld ‘Asterix’ en ‘Kuifje’:

Asterix

Asterix speelt zich af in een Gallisch dorpje. Galliërs leefden ongeveer tweeduizend jaar geleden in Frankrijk. Hun ‘druïde’ (een soort tovenaar) Panoramix kent het recept van een toverdrank die de Galliërs onoverwinnelijk maakt. Daardoor winnen ze steeds van het leger van de Romeinse keizer Julius Caesar.
De strip Asterix is vreselijk grappig. En stiekem leer je er een hoop van. Over de Romeinen, over het leven tweeduizend jaar geleden, en over alle landen waar Asterix en zijn vriend Obelix heen reizen.
De strip Asterix komt uit Frankrijk. Hij wordt getekend door Albert Uderzo. De eerste 24 verhalen zijn geschreven door René Goscinny. Nadat hij in 1977 overleed, schrijft Uderzo de verhalen zelf. Op 14 maart 2001 kwam het 31-ste album uit: La Traviata. Als je nog nooit Asterix hebt gelezen, kun je beter beginnen met de verhalen van René Goscinny. Die zijn het leukste.
Asterix-verhalen zijn in wel honderd verschillende talen en dialecten vertaald. Er ook tekenfilms van gemaakt, een speelfilm met echte acteurs en er is zelfs een Asterix pretpark, vlak bij Parijs.
In 2000 was in Het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden de tentoonstelling ‘Asterix en Europa’. Daar kwamen ongelofelijk veel bezoekers op af.

Kuifje

Kuifje is een journalist. Hij reist over de wereld en beleeft spannende avonturen. Tijdens die avonturen leert hij zijn vrienden kennen. Zoals kapitein Haddock, de detectives Jansen en Jansens, en professor Zonnebloem. Boeven die hij in één verhaal ontmoet, komen later vaak weer terug.
Kuifje-verhalen zijn vooral spannend. Kuifje reist door vreemde landen, hij vangt boeven en hij vindt schatten. Hij vliegt zelfs naar de maan! Dat deed hij al in 1950, bijna twintig jaar eerder dan de Amerikaanse astronauten.
Kuifje is heel netjes en duidelijk getekend. Deze stijl van tekenen heet ‘de klare lijn’. De strip Kuifje komt uit België. Daar heet hij: ‘Tintin’. De maker noemde zichzelf Hergé. Eigenlijk heette hij Georges Rémi. Als je de beginletters van zijn naam (G.R.) omdraait, en uitspreekt op zijn Frans, dan klinkt het als ‘Hergé’.
Het eerste Kuifje-verhaal was ‘Kuifje in de Sovjetunie’. Dat verscheen in 1929 in het Belgische blad ‘Le petit Vingtième’. Misschien ken je alle Kuifje-albums, en heb je toch nog nooit gehoord van Kuifje in de Sovjetunie. Dat komt doordat Hergé achteraf erg ontevreden was over dat verhaal. Hij wilde liever niet dat er albums van werden gedrukt. Daardoor is het nog steeds zeldzaam.
In 1983 is Hergé overleden. Zijn erfgenamen hebben daarna besloten om géén nieuwe Kuifje-verhalen door andere schrijvers en tekenaars te laten maken.

In België worden nog heel veel andere stripverhalen gemaakt. Sommige Belgische strips zijn overal bekend, bijvoorbeeld ‘Suske en Wiske’ of ‘Guust Flater’. Een heleboel Belgische strips worden vooral in België zelf gelezen, zoals ‘Jommeke’ en ‘Bakelandt’.

Strips uit Nederland

In BrusEr zijn natuurlijk ook leuke Nederlandse strips. Een van de eerste was ‘Bulletje en Boonestaak’. De strip ‘Tripje en Liezebertha’ was in 1923 zelfs een echte hit! Weer later kwamen de spannende strips over ‘Kapitein Rob’, ‘Eric de Noorman’, de voetballer ‘Kick Wilstra’ en detective ‘Dick Bos’.
Een bekende grappige Nederlandse strip is Sjors en Sjimmie.
Misschien moet je ‘Donald Duck’ ook meetellen bij de Nederlandse strips. Veel Donald-Duckstrips worden in Nederland gemaakt, door Nederlandse tekenaars en schrijvers.

Een heel bekende Nederlandse strip is ‘Tom Poes’ van Marten Toonder. Die gaat over de avonturen van Tom Poes en zijn dikke vriend Olivier Bommel. Ze leven in een vreemde, sprookjesachtige wereld. Van Tom Poes zijn verschillende soorten verhalen gemaakt: gewone strips met tekstballonnen in de plaatjes, en krantenstrips, die eruitzien als een rij plaatjes met tekst eronder. Marten Toonder is gestopt met het maken van deze strips. Je kunt deze Tom-Poesverhalen wel nog steeds in de winkel vinden. Daar staan ze niet tussen de strips, maar tussen de ‘echte’ boeken.
‘Gewone’ strips van Tom Poes worden wel nog gemaakt. De tekenaar daarvan heet Dick Matena. Hij heeft ook strips gemaakt van beroemde oude kinderboeken: Kruimeltje, Dik Trom en Pietje Bell.

In je eigen Taptoe staan nog meer beroemde strips: Evert Gerardts (de schrijver van ‘De Muziekbuurters’) gaf al 25 jaar geleden het stripblad ‘Tante Leny presenteert’ uit.
De maker van ‘Oktoknopie’, Gerard Leever, won in 2000 op de Stripdagen in Den Bosch de prijs voor het leukste strip-album. Peter de Wit van ‘Woef en Wimpie’ en Hanco Kolk van ‘Cor Daad’ hebben allebei een keer de Nederlandse Stripschapprijs gewonnen.

Japan

De laatste jaren zijn ook Japanse strips hier populair. Het Japanse woord voor strips is ‘manga’. Manga kan van alles zijn: enge verhalen met seks en geweld, maar ook heel zoete lieve kinderstrips. museums voor strips: het ‘Belgisch Centrum van het Beeldverhaal’.

Soorten strips

Simpel gezegd bestaan er twee soorten strips: grappige strips en spannende strips.
Grappige strips zijn vaak korte verhalen van een paar bladzijden, of zelfs maar een paar plaatjes. Grappige strips zijn vaak een beetje heten ‘karikaturaal’. maf getekend: de figuurtjes hebben dikke neuzen, grote hoofden, of lijken wel van rubber. Ze lijken helemaal niet echt. Zulke tekeningen Avonturenstrips zijn meestal wat langer, en de tekeningen lijken ‘echter’.
Er is geen duidelijke grens tussen de twee soorten. Sommige grappige strips zijn ook spannend, bijvoorbeeld Asterix. Spannende strips zijn soms ook grappig, bijvoorbeeld Kuifje. en strips

Ook heb je gagstrips, tekststrips en ballonstrips, een gagstrip is een klein grapje van meestal maar 3 plaatjes, een tekststrip is een strip waar de tekst onder het plaatje staat. En dan als laatste de ballonstrip, dat is een strip waarbij de tekst in het plaatje staat.

Oude strips

Niet alle oude strips, maar sommige wel. Van ‘Kuifje in de Sovjetunie’ zijn de eerste keer bijvoorbeeld maar heel weinig boekjes gedrukt. Er bestaan verzamelaars die veel geld over hebben voor zo’n zeldzaam stripalbum.
De ‘Stripkatalogus’ van Hans Matla is een boek waarin alle Nederlandstalige strips staan. Deze katalogus wordt in stripwinkels gebruikt als prijslijst.
Sommige oude strips zijn juist hartstikke goedkoop. Op markten en beurzen kun je soms voor een paar kwartjes een oud stripalbum kopen. En als je dat nu leest, is het nog net zo leuk als toen het voor het voor het eerst uitkwam.

Striptekenaar worden

Allereerst en allerbelangrijkst: om striptekenaar te worden, moet je veel zélf doen.
Er zijn in Nederland geen scholen speciaal voor striptekenaars. Er bestaan wel scholen waarop je kunt leren tekenen.
Je kunt een hoop lezen over strips. Je kunt strips bestuderen om te kijken hoe ze zijn gemaakt. Misschien vind je een striptekenaar die erover vertelt. Maar uiteindelijk moet je zélf aan de slag en heel hard oefenen.
Is strips tekenen een goede manier om snel rijk te worden? Jammer genoeg niet. Tekenaars van populaire strips kunnen best veel geld verdienen. Maar het is altijd maar afwachten of je strip populair wordt.
Gelukkig vinden de meeste stripmakers het leuk om strips te maken. En werk dat je leuk vindt, doe je altijd graag.

Hoe wordt een strip gemaakt

Eerst moet een strip worden bedacht. De bedenker van een stripverhaal, noem je een ‘scenarist’, net als bij de film. Sommige scenaristen schrijven hun idee gewoon op. Andere maken er een simpel stripverhaaltje van. Daaraan kun je al een beetje zien hoe de strip gaat worden.
Een stripscenario kun je gewoon met potlood en papier maken, met een schrijfmachine of op een computer.

Dan gaat de tekenaar aan het werk. Die maakt eerst een schets van een stripbladzijde. Niet alleen moet elk plaatje mooi zijn, samen moeten de plaatjes een mooie bladzijde opleveren. En het verhaal moet duidelijk worden verteld.
Daarna maakt de tekenaar de bladzijde ‘af’ op beter papier, met Oost-Indische inkt. Sommige tekenaars inkten met een pen, andere liever met een dun penseel. Het papier en de tekenspullen waarmee echte tekenaars werken, kopen ze meestal bij speciale winkels.

Als de tekening af is, moet de tekst in de strip worden geschreven, en de pagina moet worden ingekleurd. Deze karweitjes gebeurden vroeger met de hand.
Een goede ‘letteraar’ kan heel knappe dingen doen met de tekst. Aan de letters kan hij laten zien of iemand boos is, of verdrietig, of uit welk land iemand komt. Een goed voorbeeld zie je in ‘Asterix en het eerste legioen’. Daarin worden verschillende soorten letters gebruikt voor figuren die uit verschillende landen komen.
Tegenwoordig wordt het letteren vaak op een computer gedaan.

De meeste strips worden niet door de tekenaar ingekleurd. Dat doet een speciale inkleurder. Een paar jaar geleden werkte die nog met plakkaatverf. Tegenwoordig gebeurt ook het inkleuren meestal op de computer.

Uiteindelijk gaat de strippagina naar de drukker, die van één originele strippagina een heleboel kopieën drukt.

(Een bladzijde van de strip ‘Prinses Aster’ als scenario (1), als schets (2), netjes geïnkt (3), als computerbestand, om te letteren en te kleuren (4), en afgedrukt in Donald Duck (5). Prinses Aster wordt gemaakt door Wilma van den Bosch.)

Je ziet het: het maken van een strip bestaat uit een heleboel verschillende klusjes. Je kunt het allemaal in je eentje doen. Je kunt ook met verschillende mensen aan één strip werken. Dan doet iedereen dat stukje werk waarin hij of zij goed is.
Aan de Taptoe-strip ‘De Muziekbuurters’ werken bijvoorbeeld scenarist Evert Geradts, tekenaar Ben Westervoorde, letteraar Frits Jonker en inkleurster Hanneke Bons. En dat zijn allemaal kanjers in hun vak!

Wat heeft een striptekenaar nodig

Om te schetsen wordt schetspapier gebruikt, een potlood en een gum.
Het inkten gebeurt meestal op speciaal, stevig papier. Voor de randen van de plaatjes zijn een liniaal nodig en een dunne zwarte viltstift. Die ‘kaders’ worden ook vaak met een buisjespen getrokken. Dat is een pen die altijd even dikke lijnen tekent. Het inkten gebeurt met zwarte inkt en pen of penseel. Elke tekenaar zoekt uit met welk materiaal hij het liefste tekent.
Er is witte verf nodig om inktfoutjes te corrigeren. Sommige tekenaars gebruiken liever geen verf. Zij schrapen inktfouten van het papier af, met een scherp mesje.
Om een kleurenstrip te maken, kun je ecoline of verf gebruiken, of een computer.
(Een blok tekenpapier (1), vulpotlood, gum en een mesje (2), pen en zwarte inkt, en een kladvelletje om de pen op te proberen (3), liniaal (4), witte verf en een penseeltje (5), schaar en lijm, voor als je een nieuw plaatje op je tekening wilt plakken, en iets om je pen en penseel aan schoon te vegen (6).
Een striptekenaar werkt vaak op ‘deadline’. Dat betekent dat je tekening op tijd klaar moet zijn. Daarom heb je ook een agenda (7) nodig.)

De meeste tekenaars werken op een tekentafel. Daarvan kun je de bovenkant ietsje schuin zetten.

Verder moet je een goede stoel en een lamp hebben.
Heel luxe tekentafels hebben een ingebouwde lichtbak. Er zit een stevige plaat van wit glas of matglas op, met een lamp eronder. Die doe je aan als je een schets wilt overtrekken op een nieuw vel papier. Je kunt daarvoor ook een losse lichtbak gebruiken. Je kunt zelfs je tekeningen tegen het raam houden. Maar als je vaak iets moet overtrekken, is dat niet handig.

Hoe gaat het nu met de strip

Luister, opa vertelt: vroeger waren er bijna geen leuke televisieprogramma’s. Kinderen gingen haast nooit naar de bioscoop. Video bestond alleen in sciencefiction-verhalen. En van computerspellen of internet had zelfs de sciencefiction nog nooit gehoord.In die tijd waren blaadjes of boekjes met strips het leukste wat er voor kinderen bestond. Er waren toen speciale stripbladeren: Tom Poes Weekblad, de Ketelbinkie Krant, Sjors, Pep en Donald Duck.Tegenwoordig zijn er meer leuke dingen voor kinderen. Mensen geven niet meer zo veel geld uit aan strips. Daardoor bestaan er nu minder échte stripbladen dan vroeger. Wat er nog bestaat, komt vaak uit het buitenland. In ‘gewone’ winkels zijn niet meer zo veel strips te koop. Daarvoor moet je naar speciale stripwinkels.Het is in Nederland nu moeilijker dan vroeger om de kost te verdienen als striptekenaar. Gelukkig kan een tekenaar ook nog op andere manieren geld verdienen: als illustrator bij een tijdschrift of een reclamebureau, bijvoorbeeld.
Maar er worden nog steeds leuke, nieuwe strips gemaakt. Dat zal ook altijd wel blijven. Al is het maar om saaie bladen en kranten op te vrolijken.
En de leuke strips van vroeger kun je nog steeds kopen.

 

23 Responses to “Strips”

  1. Hannahtje is super knap

    hey wie weet bij welk onderwerp ik moet zoeken uit de lijst want ik zoek op
    Wie strips heeft bedacht

    Kusjes Hannah

  2. david-abbas

    goed info maar niet die ik zoek ga nog verder zoeken heeft iemand hog een heele goede spreekbeurtensite

  3. wat is de eerste strip

    wat is de eerste strip

  4. een erg handige en leuke website vindt ik.