Inleiding
Ik hou zelf heel erg van skaten. Ik doe het zowat elke dag. Waarom vind ik het skaten nou zo leuk? Nou ik vind skaten leuk omdat je lekker hard gaat en je kan coole stunts uithalen. Ik zelf kan van de half pijp en de kwart pijp. En ik kan een halve meter hoog springen. Ik ga nu uitleggen wat een half pijp is en wat een kwart pijp is.
Een half pijp: een halfpijp is een halve pijp eigelijk heel simpel uit te leggen maar ik zal het wat duidelijker zeggen. Een half pijp is een halve cirkel je moet van de ene naar de andere kant gaan. En een kwart pijp is de helft van een half pijp op een kwartpijp kan je niet heen en weer gaan maar kan je naar boven en dan keren en weer naar beneden.
De geschiedenis
Ze denken dat het skeeleren is uitvonden in 1760 door John josef merlin geboren in 1735 in Huy. Dat is een Waals plaatsje in België tussen Luik en Namen in. Hij was een veelzijdige man en hiel zich onder andere bezig met muziek. Nadat hij in Parijs gewoont had gin in 1760 naar Londen.hij noemde zijn Rolschaatsen ‘patins a roues alignees’ dat is frans voor rolschaatsen met achter elkaar gemonteerde wielen. Het waren eigenlijk gewoon schaatsen waar hij ijzeren wielen aan had bevestigd. Alhoewel hij niet echt kon skeeleren ging hij op een dag naar een van de beroemde ‘ Bals masques’. Hij trok zijn uitvindingen aan en begon al viool spelend rondjes te draaien. Omdat hij niet zo goed kon remmen viel hij door een glasplaat heen waardoor hij zichzelf ernstig verwonde. Later zijn al zijn uitvindingen tentoongesteld in een privé museum.
In 1789 ontwikkelde Maximilliaan Lodewijk [geboren in Brugge, weer een bels dus] van Lede een rolschaats die hij ‘Patin a terre’ [grondschaats] noemde. Het bestond uit een ijzeren plaat met 2 houten wielen. Er zat een soort rem op en een soort kuitband.
in 1790 kwam de 1e melding vanuit Nederland. Die kwam van een Zwitser. Hij skeelerde toen van Den Haag naar Scheveningen. Wat voor die tijd een grote gebeurtenis was omdat er waarschijnlijk duizenden mensen langs te kant stonden te kijken.
Jean Garcin ontwikkelde in 1828 een rolschaats die hij ‘cingar’ noemde. Hij was een schrijver en een schaatser. Ook bracht Jean het eerste boekje uit over schaatsen. Hij was dus een schaatser en vond dat er te weinig natuurijs was om zijn kunsten te vertonen. Daarom ontwierp een rolschaats met de naar Cingar (afgeleid van Garcin).
In 1823 heeft john tylor uit picadilly de ‘Volites’ ontwikkeld.
dat was een rolschaats met 5 wielen waar van de middelste het grootste was en de buitenste het kleinste. De wielen waren van hout, ivoor of koper. 6 jaar later breide hij zijn rolschaats uit tot een 6 wielig model.
In 1863 ontwikkelde de Amerikaan james leonard plimpton uit Medfield de rolschaats met 2 wielen voor en 2 achter. Hij noemde zn “verbetering” ‘patins a quatre roues’ ( rolschaatsen met 4 wielen).Door deze ontwikkeling zijn de rolschaatsen met alle wielen op een rijtje niet zo populair geworden in die tijd.
in 1970 kwamen de rolschaatsen met de wielen in 1 lijn weer langzaam op de markt. o.a. in Engeland met de Tri-skate. dat is een skate met 3 wielen en een hoge leren schoen.
de grote rage is eigenlijk pas begonnen toen Amerikaanse ijshockeyers gingen trainen in de zomer op zogenaamde bi skates. Een ijshockey schoen met 2 wielen er onder.
En met de ontwikkeling van een rolschaats met 4 kunststof wielen een plastic schoen kogellagers en een stopper had rollerblade een goed lopend zaakje.
de ijshockeyers waren zo enthousiast dat ze meteen wedstrijdjes gingen organiseren op skates enz. Nu gingen er zich natuurlijk ook andere fabrikanten zich ermee bemoeien. En weldra ontstonden er over al verenigingen en groeide het tot 1 van DE sporten in de Wereld uit.
De wieltjes
Over de wieltjes kan een heel boek vol geschreven worden. Ze verschillen ondermeer in maat, hardheid en gebruikt materiaal. Grote wieltjes worden gebruikt met het oog op snelheid, kleine wieltjes geven meer wendbaarheid. De recreant kan er vanuit gaan dat de wieltjes die standaard geleverd worden bij de skates en skeelers voor het normale gebruik goed zullen voldoen. Wieltjes kunnen vooral bij intensief gebruik snel slijten en ze slijten altijd aan de binnenkant. Het is daarom wel verstandig de wieltjes van tijd tot tijd van plaats te verwisselen zodat ze gelijkmatig afslijten (het voorste wieltje van de ene skeeler op de plaats van het achterste wieltje van de andere skeeler).
Van groot belang is de kwaliteit van de lagers die in de wieltjes gebruikt worden. Want het lager bepaalt voor een groot deel of het wieltje goed draait. Er zijn vele soorten lagers, maar een recreant zal niet veel verschil merken tussen goede en nog betere lagers. Behalve in prijs dan, want goede lagers zijn prijzig. Andersom geldt ook: goedkope lagers zijn erg snel versleten.
Nat wegdek – Skeeleren en skaten op een nat wegdek is niet aan te raden. Ten eerste is een nat wegdek erg glad en dus heb je minder grip. En dat betekent dat de kans op vallen veel groter wordt. Maar ten tweede worden de lagers in de wieltjes nat en die lagers zijn allergisch voor nattigheid, want ze roesten onmiddellijk. En roest in het lager betekent het eind van het lager, want dat draait daardoor steeds minder goed en gaat ten slotte zelfs vastzitten. En dat proces verloopt erg snel. Nou kun je wel iets aan het roesten doen (je moet namelijk het lager uit elkaar halen, schoon en droog maken en licht invetten), maar dat is een heidense klus en zal daarom dan ook niet snel gebeuren. Dus je moet gewoon niet gaan skeeleren als het wegdek nat is. Dat is het behoud van de lagers.
ik vind de spreekbeurten site goed gemaakt erg knap gedaan
er staat goede informatie op en dat is heel interessant om daar iets mee te doen