1.De oudste vrouw van Nederland
1a Trijntje
Een aantal keren is een groot deel van de aarde een tijd bedekt geweest met een dikke laag ijs.
Zo’n periode wordt de ijstijd genoemd. In de op een na laatste ijstijd, die ongeveer 120.000 jaar geleden eindigden, werd de noordelijke helft van Nederland bedekt door een dikke laag ijs.
De koudste periode was zo’n 20.000 jaar geleden. Er was hier wel een onbewoonbare poolvlakte. Toen lagen de temperaturen ver onder de nul graden. De Neanderthalers zagen er heel anders uit dan ons: Hij had een laag voorhoofd met zware wenkbrauwen. In Nederland zijn nog nooit skeletten gevonden van Neanderthalers. Wel vuistbijlen die de Nederlanders 60.000 jaar geleden gebruikten. Daarom denken ze dat ze hier geleefd hebben. Er zijn ongeveer 60 voorwerpen gevonden van de Neanderthalers. De Neanderthalers gebruikte platte stenen met scherpe randen, krabbers, om dierenhuiden schoon te krabben.
Pezen of dunne veters gebruikten ze als draden. De Steentijd begint in Nederland met de tijd waarin de eerste gevonden stenen werktuigen werden gemaakt. De Steentijd duurde tot ongeveer 2.000 voor Christus. De Bronstijd duurde tot ongeveer 800 voor Christus.
De laatste periode van de prehistorie is de IJzertijd.
4. Leven op de toendra
4a Rendierjagers
De laatste ijstijd die geweest is duurde tot 10.000 voor Christus. Aan het einde van deze periode werd het hier warmer. Omstreeks 14.000 voor Christus kwamen er rendierjagers naar Nederland. Ze trokken achter rendierkuddes aan, die hier kwamen toen het warmer werd. Rendieren zijn een soort herten met geweien.
Ze komen nog steeds voor in streken in de noordpool. Van de huid van rendieren werden tenten en kleding van gemaakt. De jagers schoten met pijl en boog en een harpoen. Dat is een speer met een weerhaak.
4b Nomaden
Het kale toendralandschap veranderde in een gebied met bossen, vol berken en dennen. De Rendierjagers volgden de kudde rendieren. In de bossen leefden oerrunderen, elanden, edelherten, wilden zwijnen en bruine beren. Langs het water waren bevers, otters en watervogels te vinden. Het hele jaar jaagde ze op het wild. In de zomer leefden ze in kampen aan de zee en jaagden ze op zeehonden en zeevogels. Daarbij gebruikten ze bootjes die van boomstammen zijn gemaakt. Deze jagende en vissende mensen noemden we nomaden.
5. De eerste boeren in Limburg
5a Een vaste woonplaats
Het klimaat werd geschikt voor landbouw. Omstreeks 5000 voor Christus vestigden zich voor het eerst boeren in Nederland. Vooral in Zuid-Limburg langs de Maas vonden de boeren vruchtbare grond: löss. Deze was erg geschikt om voedsel op te verbouwen. De boeren kapten open plekken in het bos. Daarop bouwden ze hun boerderijen en legden ze hun akkers aan. De nieuwe bewoners verbouwden graansoorten, zoals tarwe, spelt, gerst en haver. Omdat er meestal voldoende voedsel was groeide de bevolking.
Sommige boeren maakten aardewerk potten.
De eerste landbouwers in ons land worden bandkeramiekers genoemd. Ze versierden hun aardewerk met bandvormige motieven.
5b. Boerderijen
Bandkeramiekers leefden in kleine dorpjes van meestal vijf tot zeven boerderijen. Daar woonden in totaal zo’n vijftig mensen in. Het grootste dorp dat gevonden is, lag op de plaats waar nu het dorp Elsloo is. Daar stonden zeventien boerderijen. Het waren grote, rechthoekige, eikenhouten boerderijen met een puntdak. Het leem, een soort klei, werd naast het huis weggegraven. In de kuilen die zo ontstonden werd later het afval ingegooid. Die afvalputten zijn nu de schatkamers voor archeologen.
6 Hoog en droog
6a Leven op de zandgronden
Omstreeks 3000 voor Christus vestigden zich boeren op de hogere zandgronden, in wat we nu Drenthe, Friesland, Groningen, Overijssel en Gelderland noemen. Daar konden ze wonen, voedsel verbouwen en veehouden zonder last te hebben van het water dat een groot deel van Nederland bedekte. De boeren hielden runderen, varkens, geiten en schapen en hadden ook honden. Hun gereedschappen waren gemaakt van steen, been en hout.
Tussen 3800 en 3300 voor Christus kwamen grote vuurstenen vooral uit de vuursteenmijnen in Zuid-Limburg.
Net als bandbekerkeramiekers danken ook deze boeren hun naam aan het aardewerk dat van hen gevonden is. De meest voorkomende pot had een trechtervormige opening. Daarom wordt dit volk Trechtervolk genoemd.
Waarom het trechtervolk daar soms hun doden in begroeven, weten we niet.
6b Hunebedden
Het trechtervolk is ook bekend onder een andere naam: Hunebedhouders. In Drenthe en in Groningen zijn nog 54 hunebedden bewaard gebleven.
De keien wegen soms tussen de 10.000 en 20.000 kilo. Het was een enorm karwei om een hunebed te bouwen zonder hulp van machines. Bij veel volken heeft steen als betekenis:
Het Eeuwige Leven. Op de grond voor het hunebed zijn resten van vuurstenen werktuigen gevonden en sporen van een vuurplek.
7. Kustbewoners
7a De Vlaardingencultuur
In het westen van Nederland was een smalle kuststrook. Daarachter lag een gebied dat vaak onder water stond. Zand, dat was aangevoerd door rivieren en de wind, had de kust hoger en breder gemaakt. Daardoor werd het gebied erachter beter beschermd tegen de zee.
De strandwallen en de oevers van rivieren waren geschikt om op te wonen. Mensen die zich vestigden hadden niet zo veel last van overstromingen.
7b Afval
Bij Vlaardingen werd eind jaren vijftig bij graafwerkzaamheden een oude nederzetting gevonden. De mensen van de Vlaardingencultuur woonden in huizen van 10 meter lang en 6 meter breed.
De bodem rond Vlaardingen bestaat uit klei en veen. Dat zijn grondsoorten waarin dingen goed bewaard blijven. Bij alle werkzaamheden gebruikten ze bijlen, speren, hamers en beitels van vuurstenen. Er werd bij Vlaardingen ook iets bijzonders gevonden: een doosje van berkenschors. Het doosje was gevuld met scherfjes van een pot. Het doosje werd gevonden vlak bij een berenschedel.
8. Terpen
8a Droge voeten
In Friesland en Groningen liggen terpen. Terpen zijn door mensen gemaakte heuvels. Ze werden gemaakt in een tijd dat er nog geen dijken waren. De zee overstroomde toen regelmatig de kust.
Om toch droog te wonen verhoogden de mensen de hoger gelegen stukken land met afval, mest of grond. Eerst stond elk huis apart op een heuveltje. Het zeewater kwam steeds hoger en de terpen worden dus ook steeds groter en hoger gemaakt.
8b Koeien in huis
De boerderijen op de terp lagen in een cirkel. In het midden was een open plek. Waarschijnlijk was daar de markt waar de boeren hun producten verkochten. De terpbewoners leefden dan ook vooral van veeteelt. Maar ook maakten de terpbewoners van de botten dingen om mee te spelen.
De terpbewoners verbouwden graan en andere gewassen op hoger gelegen gronden. De lagere stukken stonden geregeld onder water. En de meeste gewassen kunnen niet tegen het zoute water.
De boerderijen waren ongeveer zes tot acht meter breed en soms ruim dertig meter lang. Aan de ene kant was een woongedeelte met in het midden een vuur. Aan de andere kant was een stal voor de koeien. Er was niet altijd een wand tussen de stal en de woonruimte.
Met de komst van de Romeinen veranderde er veel. Toen eindigde ook de prehistorie.
De Romeinen waren de eersten die schreven over de bewoners van Nederland.
hallo, alles goed
wij zoeken informatie over jagersverzamelaars in marokko jwz voor christus
Hoi Ilana,
Ik kan je helaas niks vertellen over marokko, veel succes verder!
laat maar
Er is niet genoeg informatie over de eerste bewoner van Nederland vind ik